De Boeddha houdt een bloem omhoog (Mumonkan, Case 6)

Teisho door Geert Mortier op 3 december 2017


De koan

'Eens, lang geleden, toen hij op de Gierenberg vertoefden hield de Verhevene een bloem omhoog, draaide die tussen zijn vingers en toonde haar aan hen die daar verzameld waren. Iedereen zweeg. Alleen de eerwaarde Kashyapa glimlachte. De Verhevene sprak: 'Ik bezit het kostbarenoog van de ware dharma, de wonderbaarlijke geest van het nirvana, de ware vorm van niet-vorm, de geheimzinnige dharmapoort. Het is niet afhankelijk van letters maar wordt op bijzondere wijze buiten iederen leer overgedragen. Thans vertrouw ik het toe aan Mahakasyapa.'


Het commentaar (samenvatting)
Het 6de verhaal uit de Mumonkan (De Poortloze Poort) verhaalt hoe met deze, wellicht apocriefe, anecdote de zentraditie begint. De Boeddha zal zoals zoveel vorige avonden een lering geven. De menigte van volgelingen, monniken, geïnteresseerden enz. heeft zich verzaemeld aan de voeten van de man waarvan gezegd wordt dat hij de werkelijkheid doorzien heeft. Meer zelfs; hij heeft gezien hoe aan het alomtegenwoordige lijden een einde gemaakt kan worden. Wellicht heeft hij naar Indische gewoonte, bloemen gekregen van een volgeling en wachtend tot iedereen zijn plaats gevonden heeft en het weer stil wordt op de heuvel, draait de Boeddha een bloemetje stilletjes om in zijn handen. Iedereen wacht nu vol aandacht tot de grote leraar zijn toespraak zal beginnen. Alleen Kashyapa, als Mahakasyapa beter bekend als de eerste zenpatriarch, begrijpt dat de toespraak al gegeven is, dat al het zegbare al gezegd is, zonder woorden, dat er aan de werkelijkheid niets meer toe te voegen is, dat je geen poten moet zetten onder een slang die ook potenloos een perfect dier is. Geluk, liefde, wijsheid, … al die grote woorden - en daar heeft de Boeddha bij het omschrijven van zijn inzicht ook geen gebrek aan - bestaan in de regel door uitsluiting: ik zal gelukkig zijn als dát en dát er is maar dat en dat zeker niet. Genre: ik zal van je houden als je dat en dat doet maar dat en dat zeker niet. Geluk is: een mooi gezin, goed werk, een goed gevulde bankrekening, wat plezier op tijd en stond maar zeker geen ziekte, zeker geen verlies, zeker geen verdriet … De zenweg is evenwel de weg van de insluiting. Zij sluit alles in, oordeelt niet, maakt geen keuzes. Wanneer begint de zenmeditatie? Met die allereerste buiging en het gaan zitten op je kussen of zitbankje? Of al eerder, bij het wachten op het signaal? Of nog eerder: bij het rijden of stappen naar de meditatieruimte? Of is er gewoon geen moment dat er geen zen is.

Op de vraag 'wat is zen' antwoordde mijn leraar Ton Lathouwers steevast met een heel krachtig 'Het LEEFT' Dit alles doet denken aan de componist John Cage en zijn beroemdste muziekstuk "4'33". De pianist gaat naar de piano maar slaat gedurende 4 minuten en 33 seconden geen enkele toets aan. Dat controleert hij trouwens met een stopwatch, zijn enige 'daad'. Hij kan het stuk dus niet te traag of te snel spelen, hij kan niet interpreteren, opzettelijk zoeken naar muzikaliteit, uit de maat spelen of een foute noot aanslaan. Zijn muziek is niet 'gemaakt'; zij vindt zichzelf uit naarmate de tijd tikt. De vertolker kan gewoon niets spelen van wat de componist uitdrukkelijk niet geschreven heeft. Er zijn enkel de tijd en het stopwatch dat die tijd volgt. Is dat alles? Uiteraard niet. Er is tegelijk alles: stukken stilte van ongelijke lengte, het kuchen van mensen, het ongeduldig schuifelen op de stoel tot de 'echte' muziek begint, een auto die passeert, een gsm die niet afgezet is … Alles is er altijd, het ontbreek je op geen enkel moment in je leven aan niets. Je hebt alleen last van je oordeel dat a,b,c,… erbij horen - 'dit is muziek', 'dit is het echte leven', 'dit is pas stilte', 'dit kun je pas liefde of geluk noemen' - maar g, h, i (o neen, toch geen ziekte, ik word ouder, …) er niet bij horen. Zen en dat is bij uitbreiding niets anders dan 'het leeft' sluit alles in, sluit niets uit. John Cage daarover: Ik heb niets te zeggen en dat is wat ik zeg en dat is de poëzie die ik nodig heb.'

Dat is wat Kasyapa ervaart als het onderricht van de Boeddha. Zijn glimlach vertelt het hele verhaal. Uiteraard is dit tegelijk het verhaal van transmissie, het overdragen van de leer. Het is ook een politiek verhaal dat de zensekte moest legitimeren binnen de grote boeddhistische familie van sektes die het onderling vaak oneens waren. Na Shakyamuni's dood werd de vroegere brahmaan Kasyapa Boeddha's enige dharma-opvolger en hoofd van de groeiende boeddhistische kloostergemeenschap. Hij geldt als de eerste patriarch. Elke zenleraar situeert zich ergens in de genealogische lijn die hem met verbindt met Mahakasyapa en uiteindelijk de Boeddha. Maar vergeet al die intern politieke zaken. Wat hoor en zie jij als je een bloem ziet? Welke leringen vertelt de boom in de tuin die nu, al allerlaatste, zijn blaadjes verliest? Welke koan beluistert de kat terwijl zij mistroostig naar de eerste winterse neerslag kijkt? Wat jij hoort als je luistert naar het muziekstuk van je leven is de onbedoelde muziek van een onbekende componist: totaal verschillend van de muziek van elk ander leven. Hoe wonderbaarlijk is dit: hout hakken voor de kachel en water putten.