Terugkijken in verwondering

Teisho door Geert Mortier op 3 juni 2018


Bij het einde van alweer een werkingsjaar: van het zitten in zazen tot het eindeloze perspectief van de geloften

Aangekomen aan het einde van alweer een werkjaar is het misschien goed even de spanningsboog te overzien die onze verschillende toespraakjes hebben uitgezet. Let wel: het pad opent zich enkel door het te gaan. Het is niet voorgevormd als een makkelijke gps-koers die je maar hoeft te volgen. Je kunt niet op voorhand bepalen hoe de stappen zullen gaan. Je kunt het pad van zen enkel gaan dankzij en in groot vertrouwen, groot geloof en grote inzet. Maar terugkijken kan natuurlijk wel.

Zoals elk werkingsjaar zetten wij in ons toespraakje van september de toonaard van onze jaarcompositie in met de Fukanzazengi ('Universele Aanbeveling voor Zazen) van Dogen. Opmerkelijk: het was meteen ook het eerste werk dat Dôgen in 1228 direct bij zijn terugkeer uit China schreef. De Fukanzazengi is een praktisch instructie voor het zitten in zazen, heel concreet, rechttoe, rechtaan, zonder poespas. De praktische, nuchtere toon van het werk leidt evenwel makkelijk tot misverstanden. Gaat het hier om een meditatietechniek, een strikt te volgen weg, instrumenteel tot het bereiken van een soortement verlichting? Zo vanzelfsprekend is het niet want Dogen waarschuwt met de hem zo kenmerkende ernst: “Als je ook maar een haarbreed onderscheid maakt, zal een kloof voor je opdoemen, net zo groot als die tussen hemel en aarde”. Want wat is de échte inzet van dit zitten. Dogen: 'Zazen is geen meditatietechniek - het is de dharmapoort van grootse rust en vrede. Het is de beoefende realisatie van de eindeloze Dharmaweg. Hier verwerkelijkt zich de openbaring van de uiteindelijke werkelijkheid, er is geen net meer om je in te verstrikken. Eenmaal eigen gemaakt, ben je als de draak die terug het water induikt, als de tijger die door de bergen stroopt. De ware leer manifesteert zich als vanzelf en jouw vermoeidheid en verstrooidheid zullen oplossen.' Dat is nogal wat.
Zazen is geen oefening tot, geen opstap naar, geen voorbereiding tot … Het is de vanzelfsprekende manifestatie van de hoogst mogelijk verlichting. Het zitten als een bijna sacramenteel gebeuren, in openheid met alles wat is.

Het werkingsjaar eindigde even traditioneel met een korte bespreking van de 4 Nobele geloften. Of hoe een praktische handreiking zich uiteindelijk opent, als een magistrale bloem ontvouwt in het grandioze perspectief van te zitten met en in de bevrijding van alle levende wezens zonder uitzondering. En tussen de ogenschijnlijk praktische inleiding van Dogen aan het begin en dit grandioze slotakkoord in waren de woorden van Dogen onze constante gezel. Vandaar dat ik ze nog even heel expliciet memoreer:

De weg bestuderen is het zelf bestuderen
Het zelf bestuderen is het zelf vergeten
het zelf vergeten is verlicht worden door de 10.000 dingen.
Verlicht worden door de 10.000 dingen
is de afgescheidenheid verwijderen tussen zelf en ander.


Terwijl we zitten in zazen, worden we ons steeds beter bewust van de subtiele bewegingen van onze geest, realiseren wij ons onze ingeslepen gewoontepatronen van denken en doen en zien we helderder welke motivaties ons drijven. Maar het is zaak bij geen enkele van die gedachten te blijven, ze enkel waar te nemen en ze als thuisloze wolken te zien wegdrijven of oplossen. Wat blijft? Wat is het zelf als deze gedachtenrook, als was het maar voor heel even, om je hoofd is verdwenen? Als woorden, gevoelen, herinneren oplossen als suiker in hete koffie? Dan merk je: het ware ik is niet het ik dat het resultaat is van deze gedachten, het is allerminst het ik dat foutief wordt gepostuleerd als bron, schepper en finaliteit van al deze gedachten. Het zelf vergeten betekent in feite steeds minder in beslag te worden genomen door de gedachten aan een zelf dat wij in stand zouden moeten houden. We zijn steeds minder begaan met een zelf dat we willen ervaren en willen voorhouden aan de wereld, een zelf dat het residu is van herinneringen, strevingen, verlangens, angsten, … maar dat zelf geen substantie heeft.

En als ons zelf dit Zelf - schijnend, helder glanzend, een juweel in miljoen facetten geslepen dat alles weerkaatst en in zijn schittering opneemt - niet langer in de weg zit, komt er eindelijk, als voor het eerst, ruimte voor de 10.000 dingen, voor die oneindige werkelijkheid. Als het gepostuleerde 'ik' verdwijnt, dan is alles helder en onaangekleed. Meteen verdwijnt ook de theoretische tegenstelling tussen 'ik hier' en 'de wereld daar' en vooral ook de dynamiek tussen die twee 'afgescheidenheden: haat, hebzucht en onwetendheid. Als alles de inhoud van dit Zelf is, ook mijn kleine ego, dan groeit de ware empathie. Zolang 'ik' zorg draag voor de natuur, blijven natuur en ik gescheiden. Als ik besef dat de natuur, de bomen, bloemen, de struiken, de modder, … de onvervalste inhouden zijn van mijn ik, dan wordt dit alles ware zelf-zorg: natuurlijkerwijs, zonder aanstellerij, zonder speciale woorden, zo onopzettelijk als een bloemetje dat zich opent naar het licht. Wij zijn geen eenzame, afgescheiden individuen, opgesloten in een met niemand écht te delen biografie. Wij zijn een fundamentele openheid met en naar alles. En dat brengt ons bij het uiteindelijke, oneindige perspectief van de 4 geloften:

Shu jo mu hen sei gan do bon no mu jin sei gan dan ho mon mu ryo sei gan gaku Butsu do mu jo sei gan jo
In de vertaling van Ton Lathouwers klinkt dat zo:

Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze alle te bevrijden. Hoe onpeilbaar de oorzaak van lijden ook is, ik beloof die geheel te verwijderen. Hoe talloos de poortloze poorten ook zijn, ik beloof ze binnen te gaan. Hoe oneindig het pad van ontwaken ook is, ik ga daarvan de belichaming aan

De geloften zijn allereerst intenties die onze energie bundelen, ons levensontwerp vorm geven, het een eigen klank en kleur verlenen. Elke keer dat wij ze reciteren, voeden wij deze geloften en hun achterliggende engagement. Onze ernst, ons geloof, onze inzet maken dat die geloften steeds dieper door het leven boren, steeds vaster wortel krijgen. De zenmeester Taitaku daarover: 'Stel je een vastomlijnd project voor. Dat heeft een begin, een midden en een einde. Maar de boddhisvattva geloften zijn onmetelijk. De intentie waartoe wij ons engageren, de inzet die wij opbrengen, roepen deze geloften op en tillen ons op tot buiten de grenzen van onze persoonlijke identiteiten.'

De opname van de boddhisattvageloften in de zencanon lijkt het werk te zijn van de zesde zenpatriarch Huineng. Zelf schrijft hij daarover: 'We leggen de gelofte af alle wezens te bevrijden binnen onze eigen geest. We leggen de gelofte af alle grenzeloze passies en verlangens af te snijden binnen onze eigen geest. We leggen de gelofte af de grenzeloze Dharma te leren binnen onze eigen geest. We leggen de gelofte af binnen onze zelf-natuur de hoogste graad van boeddhaschap te bereiken.'

De eerste gelofte is meteen ook de belangrijkste. Het Mahayana boeddhisme heet niet toevallig het Grote Voertuig. Inzet is immers om te ontwaken tot bevrijding van alle levende wezens. Het ingaan tot het Nirvana, inzet van het Theravada-boeddhisme, wordt uitgesteld tot iedereen en alles in alle werelden diezelfde bevrijding heeft ervaren. Die eerste gelofte is geen ethisch engagement maar een grenzeloos groot verlangen dat iedereen bevrijd mag zijn. Niet in een toekomstige wereld, niet in een hemel 'hereafter' maar hier en nu. Als er verlangen is, laat het dan meteen absoluut zijn, alles omvattend, allen omvattend. Of zoals de Dalai Lama dagelijks de gelofte aflegt opnieuw en opnieuw herboren te mogen worden tot het lijden in het wereld is opgehouden, tot er geen tranen meer zijn, geen troost meer nodig. Of zoals Jezus het zei: 'Ik zal met u zijn tot aan de voleinding der tijden.' (Mt. 28,20).

De tweede gelofte spreekt voor zichzelf. Maar let u vooral op de formulering van de derde: daar staat niet, zoals je zou verwachten 'alle poortloze poorten te zullen binnengaan. Neen, daar ligt het accent op het binnengaan van zelfs maar één enkele poort. Opmerkelijk en stof voor een aparte teisho. Nog even tot slot over de vierde gelofte: de gelofte die het zo duidelijk heeft over 'belichaming', 'embodiment'. Zenmeester Aitken: Het is onze stellige gelofte het Achtvoudige Pad te gaan met dezelfde ernst, aandacht en adel van geest als de Boeddha zelf. Dit Pad begin met het belang van het Juiste Inzicht: het inzicht in het ontbreken van enige blijvendheid in het zelf en alle dingen, inzicht in de ingeboren harmonie van het universele organisme, inzicht in de unieke aard van elke individu. Dit inzicht wordt vervolgens belichaamd in onze gedachten, woorden, gedrag, ons werk, onze levensstijl, onze inkeer naar binnenen onze meditatie.' En met dat laatste zitten we weer terug bij het begin en de onderrichtingen van Dogen voor het correcte, ernstige en aandachtige zitten in aandacht.